Ik bereid u even voor: dit wordt een bloederig verhaal. Want ik ben bloeddonor. Daar heb ik twee redenen voor. Een: ik vind het een fijn idee dat je andere mensen kunt helpen met iets waar je zelf te veel van hebt (en ik ben geen miljonair). Twee: het is een regelmatige check-up van mijn eigen gezondheid. Ergens is het net zo spannend als kijken naar een wedstrijd tussen Max Verstappen en Ronaldo. Bloedstollend. Wat zijn mijn scores deze keer?

Er wordt natuurlijk van alles gemeten voordat je bloed gaat geven, maar ik ben zelf vooral geïnteresseerd in mijn Hb-gehalte, mijn bloeddruk en mijn gewicht. Hemoglobine – afgekort ‘Hb’ – is een eiwit in je bloed dat zuurstof van je longen naar de rest van je lichaam vervoert. Tegelijkertijd voert het de afvalstof koolstofdioxide (CO2) af van je bloedbanen naar je longen waarna je het uitademt. In elke rode bloedcel zitten ongeveer 270 miljoen Hb-moleculen die zorgen voor de rode kleur van je bloed. Een normaal hemoglobinegehalte ligt bij mannen tussen de 8,5 en 11 millimol per liter. Daar maak ik me eigenlijk nooit zorgen over, omdat ik weet dat mijn bloed ijzersterk is; bij de laatste donatie scoorde ik een mooie 9,6.  BAM. Dan bloeddruk. Die is al jaren aan de hoge kant, mede door mijn liefde voor drop, dus daar ben ik altijd wel benieuwd naar. Bij de laatste donatie had ik een doorbraak:  ik had een waarde ‘grenzend aan normaal’ en dat is voor iemand als ik een enorme prestatie. Ik kreeg visioenen van huldigingen, erepodia en overwinnaarskransen. Maar toen moest ik nog even op de weegschaal. Die heb ik thuis niet meer; in de strijd tegen de kilo’s heb ik dat ding ooit uit het raam geflikkerd en sinds die tijd heb ik nooit meer een probleem op dat gebied gehad. Oeps. Weer 4 kilo erbij. Maar ja, ik had natuurlijk kleren aan dus ik mag er minimaal een kilo aftrekken. En nadat ik 500 ml bloed had gegeven, mag er ook alweer een halve kilo vanaf. Jaja, ik zit best dichtbij mijn streefgewicht. Ahum.

En dan na afloop het beloofde kopje koffie die ik dan ook echt verdiend heb. Met een lekkere koek erbij. Net als vroeger. Jaren geleden, toen ik begon als donor, lag ik op een roodleren relaxstoel met bloedmooie verpleegsters om mij heen waar ik grapjes mee maakte. Het was er oprecht gezellig, waardoor ik het jammer vond dat ik maar om de twee maanden mocht geven. Toen ik verhuisde moest ik aderlaten in een muf bejaardentehuis, wachtend op een gammel klapstoeltje tot een bloedchagrijnige bitch mij in een krap kamertje afwerkte. Daar was ik snel klaar mee. Jarenlang. Maar bloed kruipt waar het niet gaan kan, dus anno 2022 vind ik mezelf terug in een fijne ruimte op een mooie locatie waar ik mij glimlachend het bloed onder de nagels vandaan laat zuigen. Want het is nog steeds nodig, lieve mensen.

Ik snap hem wel hoor, die Dracula.