Ooit werkte ik in een tuincentrum. Ik was 18 jaar, misschien nog niet eens, en ik mocht daar op een heftruck rijden. Heel stoer. We lokten nietsvermoedende klanten met het bord ‘5 gerania voor een tientje’, en ik verkocht duizenden tuinplanten aan veelal Duitse klanten die er nog minder van wisten dan ik.
Tussen mei en oktober heb ik er -voor mijn gevoel- bloembakken met geld verdiend en we hadden een hoop lol. Er werd niet gevraagd of ik koffie lustte; ik kréég koffie. Een enorme mok met melk en suiker, en zo heb ik het leren drinken. Tevens heb ik er een paar levenswijsheden opgedaan. Zo had ik 2 bazen, die elkaar goed aanvulden. De ene baas zei bijvoorbeeld: “Ken jij die stapel kissies ff aan de linkerkant neer zitten? Ze staan rechts in de weg!” Toen ik klaar was met de klus kwam de andere baas zeggen “Hé, die stapel kissies daaro links staan daar ongeloveloos in de weg, kan je ze rechts neerzetten?” Dus in precies evenveel tijd stonden ze weer precies op de plek waar ik begon. Beide bazen tevreden; nettoresultaat nul. 

Op een ander moment liet een van de knechten (die ik ervan verdacht dat hij serieus een aantal hersencellen minder had) mij zien hoe je ‘kissies’ moest opstapelen en daar had hij een veel handiger methode voor dan ik. Het woord boerenslimheid werd ter plekke nieuw leven ingeblazen.  Op dat moment bedacht ik dat ik met mijn VWO-brein op dit gebied toch echt zijn mindere was, en dat was een wijze les.     

Groene vingers heb ik zelf nooit ontwikkeld, maar mijn tuin groeit gelukkig vanzelf vol met olijk bloeiend onkruid. De klokjesbloem bijvoorbeeld is een schattig paarsblauw bloemetje dat welig tiert in mijn dorpje. Ik leerde mijn kids de Latijnse naam ervan, en dat leverde hilarische taferelen op. Stelt u zich voor dat u in uw tuin zit en een stem hoort die zegt: “Wat heeft u een mooie Campanula!” En dat u zich dan realiseert dat die zin niet wordt uitgesproken door een jonge vader die ooit in een tuincentrum werkte … maar door zijn tweejarig dochtertje!