Als muziekdocent heb je een bijzondere baan. Je krijgt leerlingen in de klas die van tevoren al hebben bepaald dat ze er niets aan vinden. Omdat ze toch niks kunnen. Of juist het tegenovergestelde:

“Ik hoef geen muziek te leren want ik kan het al.”

“O ja? Wat leuk! Wat speel je?”

“Vroeger zat ik op blokfluitles maar daar ben ik van afgegaan, toen zat ik gitaarles maar daar ben ik vanaf gegaan.”

Juist ja.

Verder heb je nog een clubje dat het hartstikke leuk vindt maar bang is om dingen te proberen, of om af te gaan. En dan blijft er nog een klein percentage leerlingen over die het wel echt tof vinden.

Nou heb ik zo mijn trucjes om die kids enthousiast te krijgen. Ik beloof ze dat ze binnen één les een instrument kunnen spelen. En dat lukt altijd. Laten we een ukeleleles (mooi woord voor Scrabble) als voorbeeld nemen. Dat is een instrument waar je met één vinger al een akkoord kunt spelen, dus dat is mijn doel. Ik steek dan in op Jostiband-niveau (en dat benoem ik ook, tot grote hilariteit) en met veel humor en verwijzingen naar SpongeBob krijg ik het instrument in de juiste positie bij de leerlingen. Als ze het eerste akkoord aanslaan is het ijs gebroken en zijn ze hongerig naar de volgende greep. Ik heb een kaart met akkoorden gemaakt waarbij ze 1 punt per akkoord kunnen verdienen; binnen  no time hebben ze allemaal een tien. Een les later vraag ik ze om drie van die akkoorden achter elkaar te spelen en zo ontstaat ‘Lang zal die leven’.

Ouders tevreden, ik tevreden. Leve de muziek!