Ik voel me geroepen om op deze plek nog een keer wat over dat vermaledijde mondkapje te schrijven. Het moge duidelijk zijn: ik heb er een hartgrondige hekel aan, zie hoe onhygiënisch met dat ding omgegaan wordt en heb in deze twee jaar coronagedoe bij mekaar ongeveer 20 seconden zo’n bekpamper op gehad. Maar nu is er dan De Bevrijding. Wat heerlijk om weer gewoon een lokale supermarkt te kunnen binnenlopen zonder al die boze blikken. Wat heerlijk om net te doen alsof dat ding nooit bestaan heeft, net zoals we volgens mij de avondklok en al die andere onzinnige maatregelen alweer vergeten zijn. Ik voorspel een museum waarin het mondkapje naast de dodo hangt in de categorie ‘uitgestorven’. En daarnaast staat een boom. Die werd in de jaren ‘70 al bezongen: ‘ze kappen alle bomen, zetten ze in een museum en vragen 2 dollar om er naar te komen kijken’… want dat milieu hè, dat gaat er echt onder lijden. Alleen al in ‘20-‘21 werden 4,5 miljard mondkapjes geproduceerd. Niet-afbreekbaar en niet recyclebaar. Net als Van Dissel geloof ik dat deze verplichting niks heeft geholpen tegen de verspreiding van die ondertussen helemaal niet meer gevreesde ziekte – die toch steeds meer op de griep gaat lijken.

Maar nu kom ik op een punt waarvan ik nooit dacht dat ik daar zou komen: ondanks de enorme aantallen mondkapjes die in het milieu terecht komen, ondanks de miljoenen die Sywert eraan verdiend heeft, ondanks het feit dat ik jouw mimiek graag wil zien… begin ik ze te missen. Sommige mensen zien er gewoon beter uit met een mondkapje. Sommige mensen hebben zo’n slechte adem dat een mondkapje gewoon een goed idee is. Sommige mensen kramen zoveel mondkapsones uit dat ik het fijn vind dat ze enigszins gecensureerd worden qua verstaanbaarheid. Gelukkig zie ik in het straatbeeld nog onverschrokken mensen die hem dapper dragen. Wellicht om hun pukkeltjes te verbergen (die ze als gevolg van datzelfde mondkapje hebben gekregen)?

Maar: zoals beloofd dit is mijn laatste column over dit onderwerp. Laten we het hebben over belangrijker dingen. Patatje oorlog bijvoorbeeld. Zullen we dat in het vervolg Patatje vrede noemen?